PGO’s in de tweede versnelling
Een van de doelen van het Integraal Zorgakkoord is dat alle inwoners die dat willen in 2025 over een gebruiksvriendelijke en goed gevulde persoonlijke gezondheidsomgeving (PGO) beschikken. Daarvoor moeten de gegevens wel eerst ontsloten worden en dat is precies waar het programma IZA PGO ‘MeerMed’ (meer medische gegevens) zich de komende tijd voor gaat inzetten, vertelt programmamanager Martina Bartelink.
“De versnellingsprogramma’s (VIPP’s) hebben de informatie-uitwisseling tussen professional en patiënt een impuls gegeven”, zegt Martina Bartelink, sinds april 2024 programmamanager van programma IZA PGO bij het ministerie van VWS. Hiervoor was ze programmamanager van VIPP OPEN, het programma dat online inzage in het huisartsendossier mogelijk heeft gemaakt en stond ze als directeur van Stichting LEGIO aan de wieg van het XIS Keurmerk voor huisartsinformatiesystemen. “Bij de afronding van VIPP OPEN moesten we helaas constateren dat de impuls tijdelijk was en dat de aandacht voor de PGO’s wat verslapte. Met dit programma gaan we verder waar de VIPP-programma’s zijn gebleven, een tweede versnelling zou je het kunnen noemen. We gaan data van andere domeinen toevoegen, zoals vaccinatiegegevens en paramedische zorg. De successen die her en der al zijn geboekt, dragen we verder uit. We laten zien wat nú al kan. Voor burgers en zorgverleners. De lessen die we hebben geleerd, pakken we op. Zorgverleners zouden minder moeite hoeven te doen om de data te ontsluiten en dankzij betere testen zorgen we voor betere data over de lijn. Dat kan al dankzij de ontwikkelingen van de afgelopen jaren en dat kan beter.”
‘Databevrijdingsfront’
“We willen bereiken dat je bij ál je persoonlijke gezondheidsinformatie kunt, van allergieën tot medicatievoorschriften”, gaat Bartelink verder. Haar programma levert echter niet letterlijk goed gevulde PGO’s op. “Dat is een misvatting. Ons programma gaat geen gegevens ‘overpompen’. Ons doel is het beter ontsluiten van meer data uit bronbestanden volgens het vertrouwensstelsel van Medmij ten behoeve van de patiënt en de zorgverlener. Die moeten met een PGO, Mijn Gezondheidsoverzicht of zorgnetwerkomgeving bij de data kunnen. Binnen het team noemen we ons programma wel eens gekscherend het databevrijdingsfront. We gaan ervoor zorgen dát de gegevens over de lijn gaan, onder meer door een beter en makkelijker werkend koppelvlak (DVA) en richten ons op wát er voor gegevens over de lijn gaan. De data moet bijvoorbeeld in ‘gewone mensentaal’ omgezet kunnen worden. Wat je vervolgens nog meer kunt doen met die data in een PGO, zoals diabetes-, COPD- of lifestyle modules, is aan de leveranciers.”
Afhankelijkheden
Is ze niet bang voor de afhankelijkheid van andere partijen? “Nee. Ik besef heel goed dat in ICT-land alles met elkaar samenhangt en dat we met ons programma niet overal invloed op hebben. Wij gaan bijvoorbeeld niet over de ontwikkeling van Mijn Gezondheidsoverzicht of de functionaliteiten van de PGO’s. Ik merk dat men dit wel eens spannend vindt, maar ik denk dat je met goede afstemming en samenwerking met andere programma’s, organisaties en leveranciers prima aan de slag kunt. Als uit gebruikerstesten bijvoorbeeld blijkt dat bepaalde velden in een PGO niet goed overkomen, dan kan dat met de ontsluiting van data te maken hebben. Die feedback nemen we uiteraard mee om verbeteringen door te voeren. We werken met een kleine groep vanuit VWS en gebruiken liaisons om verbinding te houden met andere partijen en programma’s, zoals MedMij, Patiëntenfederatie Nederland en Nictiz. Ook detacheren we, in afstemming met de koepels, vanuit VWS projectleiders bij de koepels van de verschillende zorgsectoren om specifieke activiteiten uit te voeren en nauwe contacten te onderhouden.”
Wanneer is ze tevreden? Bartelink: “Natuurlijk zijn ook wij een tijdelijk programma, daarom willen we de gewenste verbeteringen en ontwikkelingen zo veel mogelijk implementeren en inrichten naar reguliere processen, waar zorgverleners en leveranciers al bij betrokken zijn. We voegen in de ontwikkeling alleen toe dat de informatie ook naar de burger ontsloten kan worden. Het moet vanzelfsprekend worden dat een burger bij zijn gezondheidsinformatie kan en dat die begrijpelijk is. Dat is mijn persoonlijke ambitie.”