Robert van Someren: ‘ICT kan jeugdzorg verbeteren’
Robert van Someren is de ICT-/IV-directeur van Jeugdzorg Nederland. We vragen hem naar zijn grootste uitdaging op het gebied van informatievoorziening en zijn mening over de Nationale Visie en Strategie op het gezondheidsinformatiestelsel (NVS).
Jeugdzorg Nederland is een branchevereniging die zo'n 100 leden heeft en die verschillende organisaties vertegenwoordigt die zich bezighouden met jeugdhulp. De leden helpen bijvoorbeeld om kinderen in een pleeggezin te plaatsen, geven hulp bij de opvoeding of ze plaatsen kinderen onder toezicht.
Hoe is de situatie bij Jeugdzorg Nederland wat betreft informatievoorziening?
“Als afdeling ICT/IV ondersteunen wij jeugdorganisaties met verschillende diensten op het gebied van ICT en Informatievoorziening (IV)”, zegt Robert van Someren. “Jeugdzorg Nederland heeft 45 medewerkers waarvan 10 ICT-medewerkers verantwoordelijk zijn voor onder meer het functioneel beheer en de doorontwikkeling van applicaties, waaronder een elektronisch cliëntendossier.
Onze leden kunnen bij ons terecht voor verschillende diensten op het gebied van informatievoorziening. Zo hebben we recent een aanbod voor leden waarmee ze zorgverleners bewust kunnen maken van de mogelijke risico’s op het gebied van security en hoe ze zich daartegen kunnen wapenen. We hebben nog veel meer mogelijkheden die onze leden kunnen gebruiken. We helpen bijvoorbeeld bij certificering en veiligheidstesten van applicaties.”
Verloopt de uitwisseling van informatie tussen al die organisaties soepel?
“Dat is een van onze grootste uitdagingen. Vooral bij de jeugdbeschermingsorganisaties. We hebben te maken met verschillende partijen en ketenpartners, zoals de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtspraak. Wanneer een kind bijvoorbeeld uit huis geplaatst wordt, moet dit afgestemd worden met de verschillende partijen. Het is essentieel dat al deze instanties soepel met elkaar communiceren. Voor onze leden werken we aan een portaal waarmee alle gegevens centraal beschikbaar zijn, zodat ze snel en veilig kunnen worden gedeeld.
Er lopen nog meer projecten waarin we participeren. We willen zoveel mogelijk naar een toekomstbestendig programma toe waarin iedereen is aangesloten en waarbij zo weinig mogelijk veranderingen nodig zijn.”
Wat verwacht je dat de NVS kan bijdragen daarin?
“Het is een mooi plan en ik ben enthousiast over de visie. We hadden alleen als jeugdsector wel eerder betrokken willen zijn bij de totstandkoming van de visie. Pas toen het in het Informatieberaad aan de orde kwam, konden we meedenken. Ik vraag me nu vooral af hoe we dit daadwerkelijk tot uitvoering brengen, dus hoe organiseer je zeggenschap en besluitvorming? Hoe zorgen we dat iedereen aangesloten raakt? We moeten erop kunnen vertrouwen dat het een basis voor de toekomst is waarop we kunnen bouwen.”
Wat is nodig om de visie te realiseren?
“Er zijn concrete afspraken nodig over de zeggenschap en besluitvorming, zowel voor de zorgpartners als de leveranciers. Wellicht kan VWS in een regierol daarbij helpen. Het is een lange termijn visie tot 2035 dus dat moet je in kleine brokjes opdelen. Geef commitment aan een kleine werkgroep met bestuurders en geef ze bijvoorbeeld zes maanden de tijd om met iets te komen. Begin met de interoperabiliteit.
De visie laat duidelijk zien dat we een uitdaging hebben in de zorg. Op dit moment werkt ongeveer 1 op de 6 mensen in de zorg, en dat gaat naar 1 op de 4 in 2040. Er moet iets gaan veranderen om dit te kunnen realiseren. Innovatie is belangrijk om het stelsel levensvatbaar te houden.”
Wat is jouw persoonlijke drijfveer om bij Jeugdzorg Nederland te werken?
“Als vader van vier kinderen zie ik het belang van goede jeugdzorg. Ik wil graag bijdragen aan het creëren van een betere en gemakkelijkere ervaring voor zowel de hulpverleners als de jongeren die hulp nodig hebben. Ik geloof dat ICT een belangrijke rol kan spelen in het verbeteren van de jeugdzorg en het efficiënter maken van de gegevensuitwisseling. Het is een mooie uitdaging om mijn technische expertise in te zetten voor een maatschappelijk doel.”